Mijn collega en goede vriend Jaap Hanekamp (met wie ik werkte aan het ammoniakdossier met dit wetenschappelijke artikel als resultaat) nam vorige week in Middelburg deel aan een discussiemiddag over klimaat. Aanleiding was het boek De Klimaatparadox van historicus Peter van Druenen, waar ik nog niet van gehoord had. Jaap stelt zijn spreektekst hieronder beschikbaar.

De Klimaatparadox – een kleine kritiek

Een vlot en prikkelend geschreven historisch essay: de Klimaatparadox: De crux van het verhaal is relatief eenvoudig. De klimaatcrisis is een mensenprobleem, dat wil zeggen: teveel mensen op deze planeet. Van Druenen zegt het als volgt: “We investeren in klimaatbeheer en medemenselijkheid, maar voeden daarmee het monster dat eruit voortkomt, het monster van overbevolking, van te grote druk op de grondstoffenvoorraad en voedselbronnen, van milieuvervuiling – dat is de klimaatparadox.” Het antwoord dat wordt gegeven is naar eigen zeggen paradoxaal maar ook pragmatisch: “… ik pleit ervoor om zoveel mogelijk mensenlevens te redden door het erkennen van de klimaatcrisis en maatregelen te nemen om haar te weerstaan. … Gebruik het geld om die leefomgeving droog te houden en begin daarna pas met de grote schoonmaak.”

Het klimaatverhaal zelf krijgt weinig aandacht. Het is een gegeven dat voor waar wordt gehouden. Einde verhaal. Nou ja, bijna dan: “Om vast te stellen dat de poolijskappen smelten heb je niet langer ingewikkelde apparatuur nodig, het blote oog voldoet. Orkanen nemen merkbaar in kracht toe. Hittegolven worden heter, moessons natter, droogtes droger en smog dikker.”

Het moet mij van het hart dat het klimaatverhaal mij weinig boeit dan wel bezighoudt. De geschiedenis van het milieudenken interesseert mij des te meer. In mijn 2de dissertatie Utopia and Gospel komt die geschiedenis deels aan de orde. Het boeiende van het verhaal van Van Druenen is dat hij het rapport voor de Club van Rome uit 1972 –“The Limits to Growth”- een centrale plaats toedicht. En daar heeft hij helemaal gelijk in. Het was en is een mijlpaal in het milieuverhaal. Maar zeker niet het eerste. Velen gingen de Limits to Growth voor. Malthus wordt met naam en toenaam genoemd. Maar ook de 20ste eeuw is bezaaid met auteurs met het onderwerp overbevolking groots op de agenda. Maar die schitteren door afwezigheid, en met rede.

Maar voordat ik hierop en andere zaken inga, heb ik een rondgang gemaakt langs de mondiale academia die iets empirisch te zeggen hebben over de geschiedenis van poolijs, hittegolven, orkanen en wat dies meer zij. Zo makkelijk op te snorren tegenwoordig -leve het internet- met een teleurstellende opbrengst. Een kleine selectie: tussen 1980 en 2018 is de het aantal orkanen in de wereld gedaald. De frequentie van zwaarste orkanen is gelijk gebleven. De schade als gevolg van weerfenomenen is gedaald sinds 1990. Vanaf 1900 is het aantal orkanen dat de kust van de VS heeft bereikt gedaald. Het IPCC zegt het wollig: er is weinig zekerheid over enige meetbare veranderingen in de activiteit van tropische cyclonen gerelateerd aan menselijke invloeden. (SREX 2012, p. 9) Als het gaat over overstromingen zegt hetzelfde IPCC rapport: “er is enig bewijs voor klimaat-gedreven veranderingen in de omvang en frequentie van overstromingen op regionale schaal. Daarnaast is weinig zekerheid over dit bewijs op mondiale schaal en er is geen overeenstemming over het teken van deze veranderingen. (SREX 2012, p. 8) Met andere woorden, overstromingen zouden af- of toe kunnen nemen; we weten het niet. Al het klimaatlawaai wordt dus voornamelijk gevoed door de klimaatmodellen die onheil projecteren op de toekomst. De empirie geeft tot nu toe weinig spannends te zien. Het is saai, en de boodschap is onveranderd gebleven: ““morgen” wordt het slechter! We moeten nu handelen!” En hiermee zijn we precies beland in de dialectiek van de utopie!

Nog een terzijde: wat is dat toch met wetenschappelijk onderzoek over klimaat of de impact van bevolkingsgroei op het milieu? De gedebiteerde zekerheden, ruimschoots te vinden in de Klimaatparadox, zijn vanuit het perspectief van de filosofie en de geschiedenis van de wetenschap eigenlijk betreurenswaardig … of lachwekkend. U mag kiezen. Laat ik dat illustreren aan de hand van een voorbeeld uit mijn eigen vakgebied, de chemie. De geschiedenis van de kristallografie bestrijkt meerdere eeuwen, waaraan onder andere Christiaan Huygens heeft bijgedragen met zijn “Traité de la Lumière” (1691). In de eeuwen die volgden werd de wiskunde en de fysica van de kristallografie volledig dichtgetimmerd en verrassingen leken uitgesloten in dit domein. De Nobelprijs voor de scheikunde van Daniel Schechtman in 2011 voor zijn experimentele ontdekking van ‘onmogelijke’ quasikristallen, laat overduidelijk zien dat zelfs eeuwenoude vakgebieden ingrijpend kunnen veranderen. Wetenschappelijke kennis blijkt keer op keer radicaal incompleet. Een les die nauwelijks besteed is aan klimaatonderzoek. Laten we het maar jeugdige overmoed noemen.

Terug naar het verhaal en de Limits to Growth. Een goede keus om dat rapport een belangrijke plaats te geven, want dat heeft het in de geschiedenis van het milieudebat. Maar de positionering van dat rapport als een technische analyse van de staat van de wereld met de bijbehorende updates is nu juist verrassend genoeg a-historisch. En dat typeert de Klimaatparadox: het gaat historisch gezien lang niet ver genoeg. Limits to Growth is niets anders dan een utopisch-sciëntistisch tractaat. Sciëntisme is de misplaatste notie dat wetenschappelijk onderzoek allesomvattend kan beschrijven, verklaren en voorspellen. Mijn verwijzing naar kristallografie is een voorbeeld van dat sciëntistisch gedrocht. Het is de wederopstanding van het logisch positivisme.

In de Limits to Growth wordt de wereld schijnbaar allesomvattend dystopisch beschreven en een uitweg uit die vermeende dystopie van overbevolking, overproductie, voedseltekorten, het opraken van de grondstoffen en vervuiling, kortom de “world problematique”, wordt met de nodige aplomb geformuleerd in utopische vergezichten. Juist het formuleren van een bandbreedte van onzekerheden rondom haar voorspellingen onderstreept alleen maar het vermeende eigen gelijk. Want de utopisch dialektiek duldt geen tegenspraak. Zeker als “de wetenschap” met computers als gereedschap wordt ingeroepen.

Jan Pen, in zijn vroege analyse van Limits to Growth, te vinden in het wat droge Economisch Statistische Berichten, komt tot de volgende logische conclusie die niets aan de utopische verbeelding overlaat, inclusief haar institutionele geweld: “Langs keynesiaanse weg kan een massieve koopkrachtvernietiging worden gerealiseerd, namelijk door additionele belastingen te heffen en deze niet te besteden. Tegelijkertijd moet een kredietrestrictie worden doorgevoerd opdat particuliere geldschepping het effect niet weer teniet doet. Dit is, op papier, een vrij eenvoudige ingreep; zij komt erop neer dat een stevige depressie in het leven wordt geroepen, die de groei van de produktie stopt.” Dat zal tevens de bevolkingsgroei ongetwijfeld een behoorlijke knauw geven; in het licht van het klimaatverhaal blijkbaar de gewenste uitkomst.

En dit aspect maakt de Klimaatparadox niet paradoxaal maar contradictoir. Ik citeer: “Deze klimaatparadox leidt ethisch gezien tot een dilemma met een onmogelijke keuze, tussen wel of niet ingrijpen bij doodsdreigingen: ziekte en ongevallen op microniveau en natuurrampen, oorlogen, hongersnoden en epidemieën op macroniveau. Wél ingrijpen leidt op de langere termijn tot een slechtere wereld, níét ingrijpen tot een betere.”

De hier gedebiteerde zekerheid is adembenemend en misantropisch; de utopische dialectiek wordt, zoals altijd, gedragen door een sciëntistisch misverstaan van de wetenschap. Empirisch wetenschappelijk onderzoek is per definitie onderhevig aan correctie, van kleine theoretische aanpassingen tot en met het vervangen van de ene voor de andere theorie. Het wordt met de mond beleden in dit discourse, maar het utopische gelijk dwingt zowel haar medestanders als haar opponenten. We moeten nu ingrijpen, anders …! We houden nu eenmaal van donderprekers, seculier of anderszins.

En als we steeds grootschaliger politiek gaan bedrijven op klimaat of bevolkingsgroei, het is mij om het even, dan zullen de allerarmsten van deze samenleving daarvoor boeten. En dat nu past precies in het hele milieudebat. Duurzaam is dierbaar, oftewel, het gaat om mij en niemand anders. Verbaasd? Dat zou niet hoeven. De Klimaatparadox had een parade aan 20ste-eeuwse natuurbeschermings- en eugenetica-denkers de revue kunnen laten passeren waarbij een Malthus zou verbleken: Madison Grant, Henry Fairfield Osborn, William Vogt en zo verder. Laat ik Vogt’s Road to Survival, een vrijwel vergeten bestseller over landgebruik, natuurbescherming en bevolkingsgroei citeren (p. 282): “There is more than a little merit in the suggestion … of “sterilization bonuses”: small but adequate amounts of money to be paid to anyone … who would agree to the simple sterilization operation. … Since such a bonus would appeal primarily to the world’s shiftless [JH: de luie ambitieloze armen], it would probably have a favourable selective influence.” Of deze: “perhaps the greatest asset [of Chile] is its high death rate!” (p. 186) en “the greatest tragedy that China could suffer, would be a reduction of her death rate.” (p. 224-225).

Maar de harde en racistische woorden en daden van deze “grote” natuurbeschermers en milieudenkers kunnen wij niet meer verdragen. En terecht dat de Klimaatparadox daar niet in meegaat. Maar toch …. “wie pleidooien houdt voor een kritischer gezondheidszorg, wie vraagtekens zet bij het nut van medische hulp en voedseldroppings in ontwikkelingslanden en wie twijfelt aan inzamelingsacties na natuurrampen, kan rekenen op publieke hoon en criminalisering.” Gezien de Amerikaanse geschiedenis van de eerste decennia van de 20ste eeuw met haar Jim Crow wetten en de Johnson Act van 1924, die immigratie in de VS van Joden en mensen uit Oost-Europa en het Middellandse zee gebied zo goed als verhinderde, is die hoon meer dan op z’n plaats.

Ten slotte, als we onszelf als niets anders kunnen zien dan biologische wezens die worden geboren en ook weer sterven, natuurlijk in evenwicht gebracht door “humane bevolkingspolitiek”, dan is het hemd nader dan rok, en biedt de Klimaatparadox geen enkel soelaas. Dat het ook anders kan heeft een oud verhaal uit de wereldliteratuur zichtbaar gemaakt: het gesprek tussen Abraham en God over Sodom en Gomorra. Susan Neiman’s Moral Clarity opent met dit verhaal uit Genesis:

Abraham’s concern for the innocents of Sodom is not concern for his friends or his neighbours, it’s concern for innocents everywhere. The people of Sodom are abstract and nameless and still worth the risk of his life. … This is not, after all, a democracy, but a world in which kings are ill inclined to let subjects rebuke them. Abraham dares to remind the King of Kings that He’s about to trespass on moral law. The text makes plain that Abraham is scared. His words are neither proud nor wheedling, but the plea of a servant to a master who could extinguish him with a glance. … Moral judgment is not a matter of decisions made once and for all, but of keeping your eye on distinctions. … If he can make God stop and think about small differences, none of us is ever exempt. Moral judgments are slow, specific, and seldom absolute.

Het utopische gedachtegoed, dat aan de basis ligt van het klimaatverhaal en bevolkingspolitiek van gedroomde of reële aard, meent wel een absoluut oordeel te kunnen vellen over mensen en hun bestaan. Een misvatting die we blijkbaar keer op keer herhalen, met telkens weer desastreuze en dodelijke gevolgen.

Dr. Jaap C. Hanekamp, University College Roosevelt, Middelburg, j.hanekamp@ucr.nl

5 1 stem
Artikel waardering